Prometheus logo
linkerzijde




19 januari 2011 - Gedichtendag 2011 - Hagar Peeters en Menno Wigman

GEDICHTENDAG 2011 – THEMA ‘NACHT’
Woensdag 19 januari
De eeuwenoude fascinatie voor de nacht maakt het tot een van de meest bezongen onderwerpen. Remco Campert schrijft de Gedichtendagbundel 2011.
Baudelaire: “Een bliksemflits… en toen de nacht!”
De nacht is vol contrasten: het is óf donker óf licht. De nacht  flirt  even hard met de dood als met liefde en erotiek. De nacht plaatst onzichtbaarheid, stilte, introspectie en ingetogenheid van de natuur naast de ongewone uitbundigheid van het tegendraadse leven, het feest na sluitingstijd van de kantoren en romantische, geheime, zelfs geheimzinnige ontmoetingen.
In de nacht klinken woorden anders dan overdag, omfloerster soms, ongeremder, jubelender, poëtischer.

Poezie is je gevoel laten werken, maar ook… werken!
Poezie wordt soms moeilijk gevonden en dat is niet vreemd; er zijn vaak meerdere lagen te ontdekken in een gedicht. Natuurlijk kan een gedicht je aanspreken, maar het geeft niet meteen al haar geheimen prijs. Er zijn ook andere elementen in een gedicht behalve de prozabetekenis: geluiden, beelden, ritmes, stijlfiguren.

HAGAR PEETERS
Amsterdam 1972

Citaat: 'Zware thema's be-schrijf ik een beetje vrolijk en vrolijkere maak ik weer wat zwaarder. Dingen die heel ernstig zijn moet je niet ook nog eens een keer heel ernstig neer gaan zetten, dan wordt het overdone en krijg je melodrama. Ik hunker wel naar romantische melancholie, maar dat is dan weer... dat kun je eigenlijk niet meer maken. Om daar nog in te geloven. Als je over de liefde schrijft dan wordt het vanzelf ironisch, dat kàn bijna niet anders.'
(De Groene Amsterdammer, 03-03-1999)

Je bewoont al jaren
alle kamers in mijn hoofd.
Het lukt maar niet
je te verdrijven.

Ik heb er andere namen
in gestopt, maar geen
wil zo beklijven
als die van jou.

Ik vind hem terug in het
merk kleren dat ik koop,
Je speelt mee in alle
films die ik zie

En zo vaak roept iemand je
op straat dat ik
me afvraag hoe het kan
dat je uniek bent
en toch zo gangbaar.

Je speelt denk ik niet
in films, en mijn  hoofd
bewonen doe je zeker niet.
Was het maar waar. Je woont
ergens in een huisje aan zee
en tuurt daar uit het raam.
Je wacht. Op mij. Maar
je vergat mijn naam.